Blogweek deel 1: Het belang van het voeren van zout.

Als inmiddels redelijk ‘ervaringsdeskundige’ op het gebied van insulineresistentie, EMS en hoefbevangenheid, wist ik dat zout een rol kon spelen in het hele verhaal. Maar hoe het precies zat en waarom wist ik niet. Totdat ik vorige week een artikel las (en op mijn pagina deelde).
De informatie daarin zette me aan het denken, want dat ging over kalium in gras. Maar hoe zat het dan met hooi? Dus ik ben gaan zoeken en lezen en wil deze informatie toch nogmaals met jullie delen, maar dan op een – hopelijk – eenvoudiger uitgelegde manier.
Want die informatie blijkt toch wel behoorlijk belangrijk. Minstens zo belangrijk als suiker en zetmeel is de inname van voldoende zout!
Dit kon wel eens een van de puzzelstukjes zijn die ik bij mijn eigen paard Raya maar niet vond. Hopelijk is het nog wel op tijd voor Pippa, want ook zij herstelt maar niet en bij haar herken ik meerdere symptomen van een natrium/kalium onbalans.

Zout is voor álle paarden belangrijk, maar voor paarden met Equine Metabolic Syndrome of simpelweg insulineresistentie wordt het extra belangrijk. Om te begrijpen waarom leg ik eerst iets uit over de natrium/kaliumpomp.
Dit is een mechanisme wat aanwezig is in elke cel van het lichaam om de verhouding tussen natrium en kalium binnen en buiten de cel in balans te houden. Normaal gesproken hoort het kaliumgehalte ín de cel hoger te zijn dan buiten de cel. Slechtst 2% van het kalium wat aanwezig is, bevindt zich buiten de cel en omdat er zo weinig kalium in het bloed zit heeft een kleine verandering vaak al grote gevolgen.
Hoe dit mechanisme werkt kun je in deze animatie zien:

Narium-Kalium pomp

Een belangrijk gegeven voor paarden met EMS is dat deze Na/K-pomp o.a beïnvloed wordt door insuline waardoor de werking in het geval van insulineresistentie / EMS sowieso dus al niet optimaal is. Dit is de rede waarom het verstandig is om IR-gevoelige paarden standaard zout bij voeren.

Maar er zijn grotere risico’s…
Bij een verhoogd kaliumgehalte buiten de cel – veroorzaakt door een verhoogd kaliumgehalte in de voeding – ontstaat dus een nog groter probleem omdat de balans niet snel genoeg recht getrokken kan worden.
Een verhoogd kaliumgehalte kan spierzwakte en koliek veroorzaken en op langer termijn o.a. ook diabetes, weefselschade en tekort aan de hormonen cortisol en aldosteron (twee hormonen die ook direct betrokken zijn bij IR/EMS) en zo zitten we weer in een vicieuze cirkel…

En er is nog iets waardoor een verhoogd kaliumgehalte extra gevaar oplevert voor paarden die gevoelig zijn voor hoefbevangenheid.
De balans tussen binnen en buiten de cel wordt namelijk niet alleen door de Na/K-pomp geregeld maar ook door osmose van vocht rechtstreeks door de celwand en ook bij dit verschijnsel spelen kalium en natrium de hoofdrol.

Heb je je ooit afgevraagd hoe het kan dat de nek van je IR-gevoelige paard zo snel kan veranderen van ‘zacht’ of ‘acceptabel’ naar ‘keihard’?
Soms zelfs van de een op andere dag…

De manenkam bestaat uit een speciaal soort onderhuids vetweefsel. Het is een sponsachtig soort weefsel wat zich kan vullen met vocht. Een snel dik wordende manenkam bevat dus niet meer vetcellen maar wordt hard door oedeem. Het vocht ‘lekt’ door osmose als het ware de ruimtes tussen de vetcellen in waardoor het keihard wordt. Wanneer de balans van elektrolyten (met name dus kalium en natrium) hersteld wordt kan het vocht weer afgevoerd worden en wordt de manenkam weer zachter.
Let wel, de manenkam bestaat dus wel uit vetcellen en overgewicht bepaalt hoeveel vetcellen en daarmee ook de hoeveelheid oedeem die mogelijk is tússen de vetcellen.
Het is dus zeker zaak om de manenkam zo dun mogelijk te krijgen en te houden door het paard op een gezond gewicht te krijgen.

Maar iedereen met een paard wat gevoelig is voor hoefbevangenheid weet dat die harde manenkam een rode vlag is. Besteden we er geen aandacht aan, dan zullen we al snel merken dat het paard gevoelig wordt met lopen. En dat is logisch als je bedenkt dat het straalkussen van het zelfde soort ‘sponsachtige’ materiaal is als de manenkam. Het straalkussen is dus óók gevoelig voor oedeem!
Vandaar ook dat de doorbloeding – en daarmee afvoer van vocht – zo belangrijk is bij hoefbevangenheid. Niet alleen voor de afvoer van afvalstoffen, maar ook voor de afvoer van oedeemvocht wat zich in de voet ophoopt. Gevoelig lopen door het zwellen van het straalkussen en stijfheid (door oedeem in de rest van het lichaam!) zijn de eerste signalen voor dreigende hoefbevangenheid.

Het hard worden van de manenkam valt niet alleen samen met het groeien van het gras in het voorjaar en de nazomer als het na droogte weer gaat regenen, maar ook met de kalium en stikstof pieken in herfst- en wintergras. Naast ‘kou+zon=suiker’ in de winter, is de kaliumpiek die gras in het najaar heeft dus een extra risico!  
Het is inmiddels bekend dat ‘grasgerelateerde hoefbevangenheid’ niet alleen met suiker en zetmeel te maken heeft maar zeker ook met een minerale onbalans in de voeding en de belangrijkste onbalans is die van een overschot van kalium en stikstof tegenover een tekort aan natrium. Dit verklaart ook waarom kort herfstgras – wanneer we denken dat het veilig is – toch hoefbevangenheid kan veroorzaken, ondanks dat analyse een laag suiker+zetmeel gehalte laat zien. Herfstgras kan rond 3,4% kalium bevatten terwijl het in volwassen zomergras nauwelijks aantoonbaar is. Het natriumgehalte in gras ligt normaal rond de 2% maar bij opname van mineralen door gewassen is er concurrentie tussen natrium en kalium. Bij een hoger kaliumgehalte wordt het natriumgehalte dus automatisch lager waardoor in het najaar die verhouding extra scheef raakt. Daarnaast staat de opname van natrium uit de bodem in Nederland ook behoorlijk onder druk omdat natrium gevoelig is voor uitspoeling; met name op zand- en dalgronden is het natriumgehalte vaak te laag.

Dit is ook een van de redenen waarom klaver een dikke ‘no-no’ is voor EMS/hoefbevangen paarden en waarschijnlijk ook de rede waarom veel paarden met insulineresistentie of verhoogd insuline geen luzerne kunnen verdragen en luzerne een hoefbevangenheid in stand kan houden ondanks dat men verder alles ‘goed’ doet. Zowel klaver als luzerne bevatten relatief veel kalium en zoals ik in het begin van het artikel al schreef, een kleine afwijking in het kaliumgehalte heeft al relatief grote gevolgen.

Nu zal een paard wat echt alleen op hooi staat en nooit gras krijgt minder snel problemen krijgen door een kaliumpiek, maar het lage natriumgehalte in het gras, gecombineerd met een minder goed werkende Na/K-pomp kunnen een gevoelig paard wat al hoefbevangen parten gaan spelen. Zeker als we dan ook nog een vitaminenpreparaat of drager voor supplementen kiezen op basis van luzerne!

Om de kaliumpiek of het natriumtekort – dat is maar hoe je er naar kijkt –  aan te vullen is actief bijvoeren van zout dus heel belangrijk. Voor élk paard maar zéker voor paarden met IR/EMS of hoefbevangenheid.
Een zoutblok in de wei hangen is daarbij in de meeste gevallen niet voldoende. Het is een misverstand om te denken dat een paard zelf wel aan voelt of hij een tekort aan natrium heeft. Nogmaals… een kleine shift in de balans heeft al grote gevolgen.
Daarnaast is een zoutsteen niet echt de meest ideale manier van aanbieden van zout, omdat een paard een relatief gladde tong heeft. Veel gladder bijvoorbeeld dan de ruwe tong van een koe. Een paard likt dus niet heel graag aan een zoutblok en als hij dat doet, zal de zoutopname onvoldoende zijn tenzij hij er de halve dag aan staat te likken. Los zout aanbieden is dan een betere manier, waarbij je wel moet opletten dat paarden die echt een flink zout tekort hadden daar niet ineens zoveel van gaan eten dat ze een natriumvergiftiging oplopen.
Een andere goede manier om wat extra zout aan te bieden is door een flinke schep (keltisch) zout op te lossen in een extra ton met water. Zorg wel dat het paard altijd kan kiezen en ook schoon ongezout drinkwater tot zijn beschikking heeft.
De meest veilige manier, waarbij je ook zéker weet dat je paard voldoende zout binnen krijgt, is om het gewoon over het voer toe te voegen. Zeker voor EMS/IR paarden en paarden met hoefbevangenheid is dit de meest veilige manier. Het zoutblok of de ton zout water kan dan als aanvulling voor extra warme dagen of na een training dienen.

Maar hoeveel voer je dan…
Een paard verliest gemiddeld ongeveer 20 gr. (ja, gram!) zout per dag via zijn urine en mest, zelfs wanneer hij alleen maar op rust in de paddock staat. Als je niet minimaal een eetlepel zout per dag voert zal hij dus al snel meer verliezen dan er binnen komt. Op een dag dat hij zweet, door werk of door hitte zoals momenteel(!), verliezen ze nog meer.
Een goede maatstaf voor de hoeveelheid zout die zou moeten voeren is een minimum van 10 gram per 100 kg. Lichaamsgewicht. Dus een paard van 500 kg. Zou 50 gram zout per dag (dat zijn twee flinke eetlepels) binnen moeten krijgen en meer bij hard werken of heel warm weer.

Mensen schrikken vaak van die hoeveelheid en dat snap ik. We zijn opgevoed met het idee dat voor mensen minder zout beter is. Maar wij mensen krijgen via onze voeding ongemerkt veel meer zout binnen dan we vaak denken en we eten gemiddeld veel minder groenten dan we zouden moeten. Hierdoor krijgen we minder kalium binnen en moet dus ook het zoutgehalte wat we binnen krijgen omlaag. Een paard eet alleen maar ‘groenvoer’, waardoor hij in verhouding meer kalium binnen krijgt (ook zonder de kaliumpiek) en dus ook meer natrium nodig heeft voor de juiste balans.
Het spreekt voor zich dat bij het voeren van extra zout ook toegang tot onbeperkt vers water hoort.

Kenmerken van een natrium/kalium onbalans:

  • verlies van eetlust, gewichtsverlies, slechtbespierde toplijn
  • droge, slechte vacht
  • weerstand bij vragen om te lopen
  • sloom
  • overmatig gapen
  • zweten ondanks geen tot weinig activiteit
  • zweten op ‘vreemde’ plekken (bovenop de nek of romp)
  • stijve korte gang
  • ongecontroleerde gang, ‘Staggers’ (ziekte gerelateerd aan raaigras door myotoxinen maar kan dus ook door kalium/natrium onbalans komen, los van welke soort gras)
  • niet normaal kunnen galoperen, ‘huppelen’, changeren met achterbenen
  • thermografie laat ontsteking van spieren zien
  • zadelproblemen (door bovenstaande spierontstekingen)
  • gevoelig voor hoefbevangenheid
  • gevoelig voor hoofdschudden
  • voortplantingsproblemen
  • achtergebleven groei en botontwikkeling
  • bodemwijd staan
  • wankele, zwakke achterhand
  • moeite met achteruit lopen
  • moeite met bergafwaarts lopen
  • apathisch
  • hoofdpijn
  • gezwollen buik
  • allergieën

Omdat ik veel vragen krijg over welk zout je het best kunt voeren heb ik hier nog een kleine aanvulling met links geschreven.