Weet jij wat ‘normaal’ is?

Vandaag 4 jaar geleden postte ik onderstaande bericht op Facebook.
Mijn paardjes stonden die winter op een tijdelijke plek, zonder enige vorm van schuil of beschutting en waren behoorlijk ziek geworden, met hoge koorts, snot en meer ellende. Een virusinfectie die bij Pippa zelfs uitmondde in een fikse longontsteking!

Om te kunnen beoordelen of je paard verhoging heeft en of zijn hartslag of ademhaling anders zijn dan ‘normaal’, is het handig als je weet wat normaal dan is voor jouw dier. Natuurlijk zijn er gemiddelden voor elk dier, maar dat is wat het zijn: gemiddelden. En daar kan heel wat variatie in zitten.

Gemiddelde ademhalingsfrequenties (per minuut):
Paard: 8 – 14
Pony: 20 – 40
Hond: 10 – 30
Kat: 20 – 40
Konijn: 35 – 65
Muis: 90 – 180
Rat: 80 – 150
Cavia: 60 – 110
Chinchilla: 40 – 120

Gemiddelde hartfrequenties (per minuut):
Paard: 24 – 40
Pony: 40 – 70
Hond: 60 – 120
Kat: 120 – 180
Konijn: 200 – 300
Muis: 300 – 650
Rat: 260 – 450
Cavia: 250 – 300
Chinchilla: 100 – 240

Normale lichaamstemperatuur:
Paard: 37,4 – 38
Pony: 38,5 – 39
Hond: 38 – 39
Kat: 38,5 – 39
Konijn: 38,5 – 40
Muis: 37 – 38
Rat: 37 – 38
Cavia: 37 – 40
Chinchilla: 37,5 – 39,5

Je ziet dat die standaard waardes al zo ver uit elkaar liggen, dat wat voor het ene individu normaal is, voor de ander al flink verhoogd is. Gemiddeld genomen liggen de waardes voor jonge dieren iets hoger, voor oude dieren iets lager. Het is dus belangrijk om te weten wat ‘normaal’ is voor jóuw paard, hond, kat, chinchilla…
Daarom bepaal je een zogenaamde ‘nul-lijn’. De waardes in normale gezonde toestand in rust voor jóuw dier.
Neem de lichaamstemperatuur op en tel het aantal ademhalingen en hartslag. Doe dit op een moment ergens midden op de dag (lichaamstemperatuur kan ‘s morgens en ‘s avonds licht afwijken) en wanneer het dier in rust is, dus niet kort na een wandeling of als je paard gek heeft lopen doen op de wei.
Noteer deze waardes bijvoorbeeld achterin het paspoort of op een briefje aan de binnenkant van je stalkast, zodat je ze bij de hand hebt als als je vermoed dat er iets niet goed is.
Wanneer je deze waardes gemeten hebt voor de dierenarts komt, kun deze direct al doorgeven, daarnaast kan het belangrijke informatie opleveren over het verloop er van, wanneer de dierenarts deze waardes nogmaals op neemt.
Zo ben je goed voorbereid en hoef je nooit te ‘gissen’ of iets ‘goed’ of ‘niet goed’ is.